auteur: BART JASKI
Onderstaand artikel verscheen oorspronkelijk in Kelten 39 (augustus 2008): 15-16 en is tevens te downloaden als PDF-document. Online: November 2013.
In 2004, toen ik als docent Keltisch mij voorbereidde op het geven van een van mijn colleges, raadpleegde ik de facsimile van het Boek van Ballymote, één van de kostbare facsimile-uitgaven van middeleeuwse Ierse handschriften die de Letterenbibliotheek van de Universiteit Utrecht rijk is. Deze facsimile-uitgaven behoren tot de nalatenschap van A. G. van Hamel, de in 1945 gestorven professor in het Oudgermaans en Keltisch. Dit feit werd benadrukt toen ik tussen de pagina’s een brief vond die gericht was aan Van Hamel. Hij was op 16 december 1935 gestuurd door Páll Bjarnason uit IJsland naar de SS Island uit Kopenhagen.
Ik nam de brief mee, liet hem aan mijn studenten zien, en maakte een kopie voor Christel Franken, een studente Keltisch die een jaar in Noorwegen was geweest, in de hoop dat zij wist waar de brief over ging. Het bleek echter lastig om de inhoud te vertalen, en de brief bleef daarna in mijn kantoor liggen. Nadat ik conservator handschriften van de Universiteitsbibliotheek Utrecht was geworden, leek het voor de hand te liggen de brief in de collectie op te nemen. Na de situatie te hebben uitgelegd aan Jan de Boer, vakspecialist Keltisch van de Letterenbibliotheek, kreeg ik daarvoor toestemming. Het heeft nu als signatuur 19.A.2.
Door een gelukkig toeval zat ik in november 2007 in Berlijn tijdens een conferentiediner naast Örn Hrafnkelsson, hoofd van het departement handschriften van de Nationale en Universiteitsbibliotheek van IJsland te Reykjavik. Ik vertelde hem over de brief uit IJsland, en hij bood gelijk aan om een ruwe vertaling ervan te maken als hij goede digitale opnamen van de brief kon krijgen. De inhoud van de brief heeft niets met Keltisch te maken, maar het geeft wel een uniek stukje contact tussen een Nederlandse professor die zeer geïnteresseerd was in IJsland en een IJslandse schoolmeester die op Vestmannaeyjar, een eiland ten zuidoosten van IJsland, woonde, en die graag Nederlands wilde leren.
Páll Bjarnason schrijft dat hij Van Hamels werk, dat IJsland introduceert aan de Nederlanders, kent en waardeert. Bjarnason wilt zelf wel naar Nederland gaan, en had een Deens boek van Vilh. Ludvigsen aangeschaft, getiteld Hollandske Læsestykker med Noter og Bemærk. Maar aangezien zijn Deens niet vloeiend was, had hij moeite om de juiste uitspraak van het Nederlands in te schatten. Hij dacht toch nog genoeg te weten om Nederlands te kunnen lezen, totdat hij in de zomer van 1932 met een aantal Nederlandse studenten vanaf zijn eiland naar Reykjavik meereisde. Toen hij naar hen luisterde kwam hij erachter dat zijn ideeën over de uitspraak totaal verkeerd waren, en dat ontmoedigde hem om nog verder te leren. Daarnaast werd hij ook ziek, alhoewel hij door bleef werken. Maar toen hij in de herfst hoorde dat Van Hamel in Reykjavik was, die daar onder andere Nederlands doceerde, besloot hij hem om hulp te vragen. Er werd hem verteld dat Van Hamel tot Nieuwjaar in IJsland zou zijn, maar Bjarnason wachtte tot de kerstvakantie om Van Hamel te schrijven, zoals de gewoonte van schoolmeesters nu eenmaal is. Nu zeggen de kranten echter dat Van Hamel al vertrekt, en Bjarnason vraagt hem direct om informatie over hoe de meest voorkomende klanken in het Nederlands uitgesproken dienen te worden, en welke symbolen het best gebruikt kunnen worden om ze in het IJslands goed uitgesproken te laten worden. Dit hoeft niet op een wetenschappelijke manier, maar slechts zo dat het iemand van weinig geleerdheid kan helpen. Hij vraagt dit vooral voor voornaamwoorden en tweeklanken, want juist die geven de IJslanders zulke problemen. Van Hamel hoeft dit niet zelf te doen, maar kan dit aan een student overlaten, die dan betaald kan worden of onderwijs van Bjarnason kan ontvangen.
Hij vraagt Van Hamel hem te excuseren voor zijn verzoek, aangezien hij hem niet kent, maar hij stuurt dit aan hem omdat hij zoveel goeds over hem heeft gehoord. Hij heeft zijn adres niet. Tenslotte vertelt hij iets over zichzelf: hij is een schoolmeester op een lagere school op de Vestmannaeyjar. Er zijn dertien leraren en ongeveer 450 leerlingen.
We weten ook uit andere bronnen dat Van Hamel een half jaar in Reykjavik heeft gedoceerd, via een uitwisseling met Alexander Jóhannesson, rector van de Universiteit van Reykjavik, die naar Utrecht ging (zie Marc Schneiders, ‘Anton Gerard van Hamel (1886-1945), een biografische schets’, in Mick van Rootseler et al. (red.), Vijf jaar Stichting A. G. van Hamel voor Keltische Studies (Utrecht 1995) 14-18; idem, ‘Hamel, Anton Gerard van (1886-1945)’, Biografisch woordenboek van Nederland 5 (Den Haag 2001) 166-8; on-line: www.inghist.nl/Onderzoek/Projecten/BWN/lemmata/bwn5/hamel). In 1936 ontving de Universiteit van Utrecht van de staat IJsland een collectie IJslandse boeken die nog steeds in de UB te vinden is. De Nationale en Universiteitsbibliotheek van IJsland bezit een aantal brieven en ansichtkaarten van Van Hamel, verstuurd aan zijn IJslandse vrienden, voornamelijk uit de periode 1929-36: aan Sigurður Nordal, expert op het gebied van de IJslandse sagen (signatuur Lbs 10 NF), Guðmundur Finnbogason, de nationale bibliothecaris van IJsland, en de voorgenoemde Alexander Jóhannesson. Op één na zijn deze allen in het IJslands geschreven en moeten nog bestudeerd worden.
Ik weet niet of Van Hamel de brief van de IJslandse schoolmeester ooit heeft beantwoord en hem bijvoorbeeld heeft uitgelegd hoe men de tweeklanken ui, eu of oe uitspreekt – inderdaad een struikelblok voor veel buitenlanders. Bijna precies drie jaar na zijn schrijven overleed Bjarnason op 54-jarige leeftijd.
Naschrift: de archieven van Van Hamel
Correspondentie van Van Hamel is her en der verspreid in verschillende bibliotheken, en is te vinden in de archieven van personen met wie hij schreef. Een aantal brieven bevindt zich in de Universiteitsbibliotheek Utrecht, onder andere over zijn dreigend ontslag in 1929 na beschuldigingen van homoseksuele handelingen. De UBU bezit ook een collectie collegedictaten en lezingen op het gebied van de Germanistiek (Hs. 11.D.20-21). De Keltologische tegenhanger hiervan bevindt zich in het archief van de Universiteit Utrecht, dat ter zijner tijd naar het Utrechts Archief zal worden overgebracht. Het zijn twee van de zes dozen van het archief van de opleiding Keltisch (voorlopige nummering: 02468-9; de andere vier dozen betreffen de periode dat Doris Edel hoogleraar was; de periode Maartje Draak ontbreekt). In die twee dozen zitten vooral aantekeningen in notitieboekjes en in enveloppen, alsmede opzetten voor publicaties, waarvan sommige nooit zijn verschenen, zoals Celtische grammatica bewerkt door A. G. van Hamel jr. naar Elements of Gaelic grammar by Alexander Stewart. Minister of the gospel at Dingwall, Honorary member of the Highland Society of Scotland en St. Brendan’s visit to Hell (van Brussel, KB, Ms 5100-4, fol. 14-16 met inleiding en transcriptie). Er is ook een schrift getiteld Lebor Gabála Glinne Dá Locha. Ook andere schriften geven zijn grote belangstelling voor de middeleeuwse Ierse legende over de vroegste bewoners van Ierland weer. Er zijn ook stukken van meer persoonlijke aard, zoals een speech gehouden te Cork, in het Engels en in het Modern Iers (de laatste geschreven in het insulaire lettertype). Er zijn notities van wetenschappelijke aard, opzetten voor dissertaties en prijsvragen, en geleerde overpeinzingen, zoals: ‘Een stukje nationale psychologie. De Germ. sagen motiveren altijd èn in Germ. streken èn in Frankrijk. De Kelt. sagen helemaal niet’ of een lijstje ‘Wisseling v. Classicisme en Burgerlijkheid’ die hij als een rode draad door de geschiedenis ziet. Er zijn ook twee dagboekjes over zijn reizen naar IJsland (24 juli – 23 aug. 1928, en 22 juli – 22 aug. 1931), die de basis vormden voor zijn boek IJsland oud en nieuw (Zutphen 1933). Af en toe is er een glimp van zijn karakter: ‘Ik houd van weinig dingen zooveel als van boomen: weg van Zeist naar Driebergen, maar op IJsland beleef je momenten dat je blij bent om hun afwezigheid ...’ Tevens zijn er enkele weemoedige gedichten. Een ouder dagboek, met daarin ook veel gedichten en bespiegelingen, bevindt zich in de collectie van zijn broer Joost Adriaan van Hamel (1889-1964), Den Haag, Nationaal Archief, 2.21.081, nr. 298. Er is voldoende materiaal voor een uitgebreide biografie van Van Hamel, hetgeen hij, gezien zijn rol als vooraanstaand geleerde op het gebied van de Germanistiek en Keltologie, ook zeker verdient.
A. G. van Hamel | |
Algemeen | Anton Gerard van Hamel (1886–1945) • English version |
Artikelen | Artikelen uit het tijdschrift Kelten (met materiaal uit de Universiteitsbibliotheek Utrecht):
Bart Jaski, “Een brief aan Van Hamel in de Universiteitsbibliotheek Utrecht” (augustus 2008) • Arwen van Zanten en Bart Jaski, “Het Utrechtse archief van Anton Gerard van Hamel” (november 2008) • Linus Band-Dijkstra, “Van Hamel en Hal Wyn” (mei 2013) |